Jager

Wandelen op m’n geboortegrond

Trainen voor een wandeltocht van twaalfhonderd kilometers is niet alleen een kwestie van fysieke training. Ook de geest moet gescherpt: wat doet allenig zijn met me? Hoe verhoud ik me tot saaie stukken route? Hoe verjaag ik -soms letterlijk- de beren die op m’n pad komen?

Om het antwoord op die laatste twee vragen te vinden, kies ik de veilige en bekende gronden van m’n jeugd: de Engbertsdijksvenen op grens van Twente en Salland. In ‘het veld’, zoals we dat thuis noemden, staken m’n voorouders in het zweet huns aanschijns turf. Voor mij is het de plek waar ik sinds m’n kindertijd zowel rust als avontuur vind, de plek waar ik nog steeds naartoe ga als ik antwoorden zoek. Ik heb aardig wat van de wereld gezien, maar geen gebied op aarde overtreft voor mij de schoonheid van het veld met z’n vennen, kale berkenstammen en wuivende wollegrassen.

Op het programma staat een wandeling die het gehele gebied doorkruist; een tocht van z’n twintig kilometer van Vriezenveen via Kloosterhaar naar Westerhaar, met als kers op de taart een bezoek aan een jarig familielid. Qua kilometers is het een eitje voor me. Waar het vandaag vooral om zal gaan, zijn de lange, saaie ‘aan- en uitvalswegen’ door lintdorpen en langs akkers. Oók een reden om deze route te nemen: er is een wolf gesignaleerd en ik ben vastberaden hem (?) te spotten. Het is geen beer, zoals in Japan, maar bij een gebrek daaraan vind ik wolven een goed trainingsalternatief. De kans om tijdens m’n voettocht in Japan een beer te treffen, is ongeveer net zo groot als een wolf tegenkomen in Twente. Maar een mens moet op alles voorbereid zijn, dus ook op het onverwachte. En de wetenschap dat je een wild en onberekenbaar wild dier kunt tegenkomen, doet wat met je, ook als je weet dat de kans klein is. In Japan draag je om de beer te waarschuwen een bel aan je rugzak. Als afweer tegen de wolf, trek ik vandaag m’n jas met een rood kapje aan en neurie ik: ‘’k Ben niet bang voor de boze wolluf’.

Wolven… Ik weet dat de meningen erover verdeeld zijn. Ik ben van het kamp ‘ze horen hier net zoals wij dat doen, dus we hebben ermee te leren leven’. Ik zie dat de schapenhouders rond Vriezenveen het daar waarschijnlijk niet mee eens zijn. Hun onschuldige have graast in een weiland slechts omringd door een subtiel schrikdraadje. De beesten zien er kwetsbaar uit; geen partij voor de hongerige boze wolf. Hun aanblik onderbreekt de saaiheid van de eerste kilometers. Ik realiseer me dat een hoog hek de liefelijkheid van dit tafereel teniet zou doen en mijmer: ‘Zou niet iedere kudde schapen een herder moeten die hen beschermt?!’

Ik ben uitgestapt bij bushalte ’t Midden in Vriezenveen, loop deels langs het lange, rechte Oosteinde, buig af naar het noorden, waar kaarsrechte oude landweggetjes me naar de venen leiden. Ik kijk kilometers ver over de uitgestrekte weilanden met het geraas van de N36 op de achtergrond. Toen ik als puber deze wegen fietste, op weg naar school, had ik er al moeite mee. Áltijd wind tegen en dan dat inspiratieloze recht-toe-recht-aan van a naar b. Waarom niet wat leuke bochten en kwinkslagen die de geest prikkelen?! Wandelend doe ik er drie keer zo lang over; dat is drie keer zo saai. Als onderdeel van mijn trainingsdoel vandaag onderzoek ik wat die saaiheid met me doet. Kom ik in een fijne cadans of slaat de onrust toe? Kan ik de schoonheid van eentonigheid ervaren?

Net als ik me na een kilometer of drie zit af te vragen hoe ik de route van vandaag ervaar, hoor ik geweerschoten. Ik zet m’n verrekijker aan de ogen en zie een groep jagers tussen de weilanden en het struweel. In de hand van een van hen bungelt een haas.

Ik sta wat ambivalent tegenover jagers. Enerzijds heb ik moeite met de mens als handhaver van de natuur. Anderzijds kan ik intens genieten van een stuk wild op m’n bord, dat nog altijd een beter en langer leven heeft gehad dan de vrije uitloop kip die amper veertig dagen oud wordt.

Dichterbij gekomen, raak ik met de twee achtergebleven jagers aan de praat. Eerst doen ze wat argwanend tegen die vreemde vrouw met haar rugzak – ook een jager moet heden ten dage onderzoeken wat voor vlees ie in de kuip heeft-, maar als blijkt dat ik hun dialect spreek, geen activist ben en ik aangeef enorm van hazenpeper te houden, krijg ik het stempel ‘goed volk’ en hebben we een interessant gesprek over de jacht, de wolf en de prooi. De twee mannen moedigen de naderende jager met de haas in z’n hand aan om mij zijn prooi te geven. En dat gebeurt… En ik weiger niet…

De twaalf kilometer die volgen, loop ik met een bungelende haas van een kilo of twee in m’n linkerhand. Hij raakt met z’n lange oren de grond nét niet. Als ik een wandelend echtpaar spot, verstop ik de haas even discreet tussen het hoge gras. Ik tuur om me heen naar de wolf. Zou die worden aangetrokken of afgeschrikt door het dierenlijkje in mijn hand?

Om eerlijk te zijn, ben ik wat verlegen met de situatie. Ik zie niet meteen hoe ik van dit aaibare, zachte beestje op eenvoudige wijze tot een lekkere hazenpeper kom. De haas in het veld achterlaten, vind ik oneerbiedig. Ik overweeg ‘m aan de plaatselijke Chinees te geven. Maar dat voelt laf. Ik heb net een interview met Floortje Dessing gelezen waarin ze vertelt dat we de connectie tussen het vlees in de supermarkt en het dier wat dat ooit is geweest, kwijt zijn. Wél hazenpeper eten, maar niet aan de bewerking van de ruwe ingrediënten durven beginnen… Dat is nog laffer!

Ik app m’n zus of ze met mij de uitdaging durft aan te gaan om ‘mijn’ haas te villen. Vlak voordat ik haar dorp binnenloop, verstop ik de haas zorgvuldig in m’n Roodkapje-jack, zodat ik er niemand mee zal afschrikken. Net als ik wil doorlopen, stormt een Rottweiler agressief blaffend op me af. ‘Hij doet niets’, roept z’n baas, maar die weet niet wat ik onder m’n jas verborgen houdt… Hij lijnt de hond aan en ik kies de kortste weg naar het huis van m’n zus, blij dat ik de wolf niet heb gespot. 

We hangen de haas aan de pergola. Daar breng ik de eerste incisies aan en transformeert de haas van dier in een stuk vlees. Het is een bijna sacraal proces. Niet in de onbehouwen handelingen waarin onze onervaren handen het werk doen, maar in de gedachte dat we hier voedsel ‘aan het maken’ zijn, vergelijkbaar met het wonder van een oogst uit zelf gezaaide zaden. Pas later komt het besef dat ik vandaag de wolf niet heb gespot in z’n bekende vorm, maar dat ie vandaag was vermomd als Roodkapje…

Zinzoeking-logo geoptimaliseerd

Leuk artikel? Deel het!

YOU MAY ALSO LIKE

Laat een reactie achter