Uit het hart (oost) 3: Apeldoorn – Zutphen
Het is een verrassende queeste, die zelfverzonnen wandelroute ‘Recht uit het hart’, waarbij ik vanuit het (kadastraal) middelpunt van Nederland – de Onze-lieve-vrouwe-toren in Amersfoort – in de vier windrichtingen een zo recht mogelijke wandelroute naar de grenzen heb uitgezet.
Ik begin er steeds meer lol in te krijgen en omdat het een prachtige ochtend belooft te worden, wandel ik verder waar ik vorige week was gebleven, oftewel Oost-etappe 3, start Apeldoorn.
Terwijl ik naar het beginpunt van m’n etappe reis, breekt de lucht langzaam open, waarbij de zon de wereld in een sprookje verandert.
Ik duik onder Apeldoorn meteen de bossen in waar rijp het groen (ver)siert terwijl de zon met een warme blik toekijkt. De eerste vijf kilometer sta ik voortdurend stil van verwondering over al dat moois. Een eekhoorn, die mijn stilstaan als bedreiging ziet, klapt met z’n staart om me te verjagen. Het is -in tegenstelling tot vorige week- sowieso rumoerig vandaag. Vogeltjes kwetteren, kwakken en krijsen en je hoort de bevroren laatste bladeren vallen. De hele route vind ik roodborstjes op m’n pad als kleine mobiele wegwijzers.
Waar m’n weg vorige week slechts af en toe een andere wandelroute kruiste, ga ik nu grotendeels gelijk op met het Marskramerpad. Niet zo gek natuurlijk, want dat loopt óók midden door Nederland van oost naar west. Het Maarten-van-Rossumpad doet soms ook even mee, evenals een stuk of tien klompenpaden. Veel bos en akkers, waar het magische spel van de zon langzaam wordt verdreven door een wolkenmassa. Maar de wind houdt zich stil terwijl de vogels blijven fluiten. Het is aangenaam.
De wandeling loopt langs en door Beekbergen, Oosterhuizen, Klarenbeek en Voorst. Dorpsnamen die ik associeer met dierentuinen, Arnhemse wijken en adelachtige achternamen. Wat ken ik ik m’n eigen klein Nederlandje toch slecht!
Pas als ik op m’n pad een korte woordenwisseling heb met een aardige oude medewandelaar en ik m’n moerstaal hoor, realiseer ik me dat ik ongemerkt Nedersaksië in ben gekuierd, m’n thuisland.
Ik overweeg om in Voorst te stoppen, maar dat levert amper reiswinst op. De benen willen nog en de avond valt pas later in… Ik besluit Zutphen te halen. Het klompenpad dat tussen Voorst en de brug over de IJssel moet worden beslecht, is een glibberweggetje van klei en bladeren. Toch nog even stress of ik het halen zal, maar meteen na de brug doemt het station op. Met modderpoten, waaraan een kilometertje meer kleeft dan een week geleden, en toch wat meer uurtjes dan gepland, reis ik in het donker voldaan naar Amersfoort.