Memento morti, Carpe diem (dag 16)
Nu m’n backpack minstens twee kilo lichter is, is er plaats voor m’n wandelschoenen en kan ik een dagje op m’n sneakers lopen. Of het dat is of de rustige route of de lekkere warme zon; er vaart er een lichtheid in me die ik nog niet eerder heb ervaren.
Met m’n bagage heb ik het rigoureuze besluit genomen een van m’n twee lange broeken op te sturen. Ook in de rest van m’n kleding heb ik geschrapt en alle spullen die ik tot nog toe niet heb gebruikt (hoofdlamp, zakmes, regenhoes voor tas) zijn ook weg.
Alsof dat loslaten een proces in gang zet, besluit ik vandaag ook wat minder rigide in m’n pauzes te worden. Meestal neem ik na een uur of na vijf kilometer even een break. Nu besluit ik niet op m’n klokje te kijken, maar te rusten zodra ik zo’n fijne rustplek tegenkom, die hier overal voor de pelgrims zijn gebouwd.
Ik loop vandaag op weg naar tempel 29, Kokubun-ji, door een gebied dat me sterk doet denken aan het Westland. Overal kassen en akkers met allerlei soorten gewassen in allerlei stadia van groei.
Op de eerste rustplek tref ik het meteen. Er zit een vrouw, de beheerder van die plek, en er is een altaartje. Ik neem uitgebreid de tijd voor een hapje en een drankje. Ik deel een van de eerder ontvangen croissantjes met de vrouw.
Wat ik me ook heb voorgenomen, is dat ik meer naamstrookjes ga uitdelen. Ik hoor van mensen die zo’n strookje geven aan mensen van wie ze osetai krijgen, giften voor onderweg. Ik heb dat nog maar een keer gedaan. Vergeet het gewoon. De vrouw krijgt een strookje van me en neemt het blij aan.
Ik ben vandaag enorm in m’n nopjes met mezelf en m’n leven. Ervaar een enorme vrijheid en dankbaarheid dat ik hier mag zijn en dit mag doen. Bij een van de volgende tempeltjes maar eens een kaarsje branden voor de baas, die me hier toestemming voor gaf, en voor al die lieve collega’s die ik hopelijk niet met al te veel rotzooi heb laat zitten.
Ik zie hoe de eerste kersenbloesems bloeien. Deze provincie is dit jaar de eerste waar ze bloeien. Sakura, zoals ze dat hier noemen, is een enorme happening, die zich in een golf over Japan verspreidt, met als hoogtepunt de kersenbloesems in Kyoto, waar half Japan dan naar afreist voor het perfecte plaatje.
Het is dit gevoel van blijde verwachting, de aanstormende lente, die een lichtvoetigheid teweegbrengt die me nog net niet doen huppelen.
Het vest dat ik draag, m’n pelgrimsvest met daarop de naam van Kōbō Daishi is in de verhalen in de loop der tijd een ‘lijkwade’ geworden, een wandelend memento morti: een teken voor voorbijgangers dat het leven eindig is.
Ik denk zelf dat het óók een wandelend ‘carpe diem’ is, een pluk de dag. Veel mensen hebben respect voor de wandelende pelgrim, waar ook iets van jaloezie in zit: ik zou het ook willen, maar… -en dan komt er een stroom aan belemmeringen-. Vandaag voel ik: als je iets echt graag wilt, vind je een weg.
Prachtig prachtig prachtig. Ik geniet zo van dit meereizen met jou. ❤️
Oww… en nu stop ik net een paar dagen met zenden! Maar haal het in hoor, vast, ergens!