Kordate ontferming (dag 15)
Het hostel waar ik vannacht slaap, heeft een ietwat bemoeizieke en nogal kordate host.
Als ze bij binnenkomst ziet dat ik een walking Henro, een wandelende pelgrim, ben, die amper Japans praat, maakt dat allerlei gevoelens van ontferming in haar los.
Dat soort gevoelens maak ik vaker los in mensen. Doorgaans heb ik daar een beetje moeite mee, omdat ik mezelf een grote meid vind.
Ze heeft ook nog eens enkele monsterlijk grote tijgerlelies in haar gang staan, waarvan de geur het hele gebouw bedwelmd, en als ik iets vies vind, dan is het de geur van tijgerlelies.
We communiceren via haar vertaalapp. Voor ik er erg in hebt, heeft ze me in een roze stippeltjespyama gepraat en zit ik te eten van een maaltijd die ik niet heb besteld en waarop ik niet had gerekend. Ik kom net bij de plaatselijke super vandaan waar ik een magnetronmaaltijd had gekocht. Wanneer moet ik die nu eten?!
Terwijl ik zit te eten komt ze m’n kamer binnen -voor de vierde keer, de vorige keer stond ik net in m’n blootje- met een telefoon aan haar oor. Of ik misschien m’n stok bij de super heb laten staan. Ik kijk rond, euhm… ja, dus. Ik zeg dat ik hem wel even haal. Ze wijst op m’n stippeltjespyama en gebaart dat zij dat wel even doet. Ik krijg niet eens de tijd te protesteren.
M’n hele verblijf heeft zij de regie in handen. Ze wekt me ‘s ochtends om zeven uur met een ontbijtje -ook niet op gerekend en al ingekocht-, en geeft even later aan dat ze mijn bagage naar m’n volgende adres brengt, omdat ze daar toch moet zijn.
Zo’n aanbod sla ik niet snel af, maar dit is het moment dat ik het heft terug in eigen handen neem. Ik zeg haar dat ik erover denk om wat bagage terug te sturen naar m’n begin (en eind) adres omdat m’n rugzak te zwaar is. Met dat hotel heb ik al geregeld dat dat kan.
Nog voor ik heb kunnen zeggen hoeveel ik wil terugsturen, gaat ze voor me aan de slag. Ze haalt een doos, ze grabbelt de juiste papieren bij elkaar, vult die in, belt het hotel waar het naartoe moet voor het adres en dirigeert me met de doos naar de supermarkt.
Bij het afscheid geeft ze me een zak met croissantjes mee en blijft ze zwaaien tot ik uit het zicht ben, nog net niet hoofdschuddend -want ik denk dat ze zich afvraagt hoe z’n arm meiske het eind gaat halen-.
Ik zwaai uitbundig terug en kom tot de conclusie dat er heel af en toe momenten in m’n leven zijn dat ik het niet erg vind dat iemand zich over me ontfermt.
(ik blijk de hele dag slechts 3 foto’s te hebben gemaakt…).