Goede pelgrim (dag 22)
Misschien komt het doordat ik gisteren gezelschap had van verschillende mensen, misschien is het gewoon de mood, maar vandaag voel ik me alleen.
Ik had een laat ontbijt, treuzelde en moest wat boodschappen doen. Alle pelgrims zijn al uren onderweg dus ik zal vandaag alleen zijn tijdens m’n vijfentwintig kilometer terug naar het noorden. Ik heb op de kaart de kortste weg uitgekozen, soms over bergpaadjes, als dat korter is, vaker over wegen.
Ik loop al na twee kilometer verkeerd en beland bij een man op de koffie die pelgrims ontvangt. Dat doet hij zo te zien al tientallen jaren. Hij verzamelt sneakers, zo lijkt het. Z’n pand is oud en staat op instorten, het is er smerig en donker, maar ik moet nodig plassen, dus ik waag het erop. De wc spoelt niet door, overal viezigheid, maar ik neem de koffie in dankbaarheid in ontvangst en geef de man een naamstrook cadeau, die hij meteen tussen de andere op het plafond plakt. Hij vraagt of ik alleen reis. Ik antwoord bevestigend, pak m’n biezen en ben weg.
Als ik even later alleen in de bossen loop, voel ik me iets minder veilig dan anders. Ik heb nooit last van bangheid, maar nu begint het ineens te spoken. Komt het door de manier waarop die man die vraag stelde? Ik kijk wat vaker om dan anders en glij prompt uit. ‘Kom op Bottertje!’, vermaan ik mezelf.
M’n angst trekt weg om plaats te maken voor heimwee. Ik ben even helemaal klaar met alles en neem me voor tijdens m’n lunchpauze ‘een brief voor moeilijke momenten’ te lezen.
Ik heb een paar mensen gevraagd mij een brief te schrijven voor een moment dat ik er even helemaal doorheen zit. Ook heb ik een paar lieve afscheidskaartjes van mensen meegenomen, als woorden van troost. Ik besluit dat ik de brief van Tim straks open.
In m’n ellendigheid heb ik enorm veel zin in eten dat niet niet naar groene thee, sojasaus, rijst of vis smaakt.
De enorme supermarkt die ik tegenkom, is vrij uniek en precies wat ik nodig heb.
Ik eindig met een mandje met stokbrood en camembert. Omdat ik m’n zakmes naar het eerste hotel heb gestuurd -ik wíst dat ik daar spijt van zou krijgen- koop ik er een Japans mesje bij.
Watertandend loop ik naar buiten om m’n lunch in een parkje te nuttigen en onderwijl Tims brief te lezen. Maar zover komt het niet.
Op het bankje voor de ingang van de super zitten Stev en Ramon, m’n Hongkongse medepelgrims. Ik kan ze wel omhelzen, die mannen, die altijd net op m’n pad komen als ik het moeilijk heb.
‘Ik krijg altijd zulke goeie energie als ik jou zie’, zegt Stev. En daar ben ik het volledig mee eens! M’n allenige gevoel is bij toverslag verdwenen. Ik ben blij dat ik de brief van Tim kan bewaren voor een ander moeilijk moment. Ik ben immers nog niet op de helft!
Ik geniet van m’n broodje camembert en de rest van de route loop ik met m’n Hongkongse vrienden. Zij slapen vannacht in hetzelfde onderkomen als ik. Het gaat regenen, de weg is saai, we zijn alle drie moe, maar we slepen elkaar er doorheen. Aangekomen in onze herberg toasten we met een lokaal biertje.
Een goede medepelgrim is soms beter dan een verre vriend…