De laatste queeste
Ik heb nog één missie te volbrengen voordat ik naar huis ga: naar Koyasan, het Mekka van het Japans boeddhisme.
De dag nadat ik m’n laatste wandeling heb gemaakt en de cirkel rond is, voel ik me rusteloos. Nu m’n missie erop zit, roept thuis. Het liefst wil ik op het eerste vliegtuig stappen. Heimwee overvalt me, voor het eerst zo hevig.
Het komt er eigenlijk op neer dat ik vijf dagen eerder klaar ben met m’n tocht dan ik had berekend. Omdat m’n lijf nog helemaal in de wandelstand staat, beklim ik even de berg Bizan, in de stad Tokushima, waar ik voor twee nachten een hotel heb geboekt.
Tijdens m’n klim van driehonderd meter, bedenk ik wat ik wil.
Deze vroege finish, biedt me de gelegenheid het écht helemaal volgens het boekje af te maken. Dat is: naar Koyasan, het Mekka van het Japans boeddhisme. De plek waar Kōbō-Daishi oachthonderd jaar geleden een deur achter zich dichttrok om te mediteren, en waar hij volgens zijn volgers nog steeds zit te mediteren. Bij die plek wacht er nog een stempel op me en dan, om het helemaal af te maken, een laatste stempel bij de hoofdtempel van Koyasan -in totaal zijn er honderdtwintig tempels daar-.
Ik had bedacht dat ik dit in de zomer zou doen, als ik met man en kind terugkeer naar Japan. Maar nu ik tijd heb, wil ik het nu.
De stempelrol die ik heb, is inmiddels een fortuin waard, nu hij vol is, en daarmee een gewild object, zo waarschuwen verschillende mensen me onderweg. Ik zeg steeds ‘stempels’, maar eigenlijk wordt er in iedere tempel een klein kunstwerkje van gemaakt: een stempel met ter plekke gekalligrafeerde woorden. Ik betaal er per tempel vijfhonderd yen voor, zo’n drieënhalve euro. Ik zit er eigenlijk niet op te wachten die dure rol nog eens een maand te moeten meenemen in het zijvlak van m’n rugzak met alle risico’s van dien.
Nu Koyasan haalbaar is, wil ik gaan ook, hoe graag ik ook naar huis wil. Ik boek een guesthouse en de volgende dag verlaat ik met de veerboot Shikoku, een beetje weemoedig, maar vooral heel blij dat ik daar heb gedaan wat ik wilde doen.
Met treinen, bussen en een kabelbaan stap ik meer dan zes uur later in een andere wereld. Koyasan is overladen met westerlingen. Die kijken heel vreemd naar mij in mijn pelgrimskleren. Ik heb die aan gedaan, omdat ik in vol ornaat de queeste wil afmaken. Een beetje overdressed voel ik me wel.
Ik vind het fijn als er een vrouw naar me toekomt en me vraagt waarom ik zo gekleed ben. Ik leg haar uitgebreid uit wat ik heb gedaan, in wiens voetsporen ik treed, wat m’n kleren betekenen… Ik verontschuldig me voor m’n praatwaterval, maar ze vindt het fijn dat ik zo uitgebreid de tijd neem. Ik realiseer me dat mijn verhaal voor haar achtergrond biedt voor de wereld waaarin ze nu loopt.
Ik loop over een enorme begraafplaats -iedereen wil graag in de buurt van Kōbō-Daishi worden begraven- en loop ‘de tempel’ binnen van ‘mijn held’. Het doet me gek genoeg niet veel.
Ik haal m’n stempel en wandel naar de hoofdtempel voor m’n allerlaatste ‘kunstwerkje’. De man daar maakt een diepe buiging voor me, als ik op zijn vraag of ik de tocht helemaal lopend heb afgelegd bevestigend antwoord. Hij feliciteert me en prijst m’n moed en doorzettingsvermogen. Ik voel me even ontiegelijk trots.
Pas als ik ’s avonds in het donker via een pad verlicht door lantaarns nog eens terugga naar de laatste ‘rustplaats’ van Kōbō-Daishi en een monnik voor de eeuwig gesloten deur de hartsoetra hoor opzeggen en hoor vertellen hoe belangrijk Kōbō-Daishi is geweest voor Japan, ben ik geroerd.
Nee, ik ben geen boeddhist geworden deze reis en als protestants opgevoede nuchtere Tukker heb ik zo af en toe wat moeite met het geoffer aan beelden, om geluk, gezondheid en voorspoed af te dwingen. Tegelijkertijd echter zie ik de kracht en troost van symboliek, van het vinden van een ongesproken taal voor het uiten van vreugde en verdriet.
De volgende dag loop ik nog wat rond. M’n missie is volbracht. Ik kan naar huis. Ik boek m’n ticket om, zodat ik al op donderdagavond thuis zal zijn, in plaats van zondagmiddag. Nog even een paar dagen om te landen, in de armen van m’n lieven…
Lieve Margreet, vandaag kwam jouw kaart, wat ongelooflijk attent en lief om daaraan te denken. En die kaars, heel lief. Ik had het je willen vragen, maar durfde niet. Terwijl ik het zo goed kan gebruiken. Maar je hebt er zelf aan gedacht. Je bent een kanjer!
Goede thuisreis en liefs van Marlies
Lieve Marlies,
Des te blijer dat ik een kaarsje voor je heb gebrand. Ik hoop dat het een beetje helpt. Hopelijk tot gauw!
Liefs, Margreet
Lieve Margreet,
Zojuist heb ik je verslag over Koyasan gelezen en vanmorgen zag ik je worsteling met de kongozue op FB voorbij komen. Wat een reis heb je gemaakt. Ik besefte nu pas dat je een scroll mee had, een kakejiku, voor de stempels. Geweldig! Hopelijk is alles mee in het vliegtuig. Wat zul je moeten wennen aan het leven in Nederland…. sterkte daarmee. Ook zal het superfijn zijn je gezin weer te zien.
Lieve Yvonne,
Alles mocht uiteindelijk mee en het voelde als een klein wonder om m’n kongozue bij de ‘buitengewone bagage’ eenzaam op de rolband te zien liggen. Die krijgt een bijzondere plek, naast de kakejiku. Mooie souvenirs van een onvergetelijke reis.
Vanochtend bij het ontwaken, voelde de hele trip als een droom. Dat kost nog even wat verwerkingstijd, vermoed ik zo .
Liefs en tot we elkaar zien!
Wat een prachtige reis. Deze wandeling staat ook al een tijdje op mijn To-wish lijst. Ga het een deze dagen eens rustig lezen. Dank je wel voor het delen.
Super gaaf dat je je droom waarheid hebt gemaakt!
Dankjewel Mayke. Het was inderdaad geweldig. Groet, Margreet
Beste Margreet, dank voor je prachtige en inspirerende verslag. Hoop dat je je nog steeds zo goed voelt paar manden later. Ik ben begonnen met trainen voor voorjaar 2024.
Groet, Ingrid