Dag uit m’n nieuwe leven
Het is mal hoe je in een wereld die helemaal anders is toch in een paar weken tijd een manier vindt om te leven, een ritme te ontwikkelen en te wennen aan al het ongewone. Daarom in de chaos na week één, een doodgewone dag uit m’n nieuwe, tijdelijke leven…
(dit stuk verscheen al eerder op FB)
M’n dagen voltrekken zich inmiddels volgens een vast patroon. Tussen 5.45 en 6.15 gaat de wekker en maak ik me klaar voor het ontbijt, dat altijd weer een verrassing is, variërend van eenvoudige toast met jam tot een Japans ontbijt met gefermenteerde sojabonen, rauwe eieren en soep. Kiezen is er niet bij, het is eten wat de pot schaft. Met stokjes. Soms videobel ik even met zoonlief, die dan nog net niet naar bed is. Gouden momentjes.
Ik heb hier nog niet een manier verzonnen om okselfris de dag te beginnen. Douchen hoef ik niet (zie verderop), maar me halfnaakt bij de openbare wastafel wassen, lijkt me ook geen optie. Ik plens altijd maar wat water in m’n gezicht en een boel deo onder m’n armen. Voor het onderkantje wordt voorzien door de supersonische wc’s met ‘douchefunctie’.
Na het ontbijt pak ik m’n rugzak in -het is echt ongelofelijk hoe lang je kunt bezig zijn met het (her)schikken van een paar kledingstukken en wat ander textiel- en ga ik op pad. Doorgaans is het dan een uur of zeven.
De hoofdarbeid van de dag is wandelen. Inmiddels draai ik m’n hand niet meer om voor dertig kilometer per dag, als het niet al te heuvelachtig is. Daar doe ik dan wel de hele dag over, want ik mag graag, net als in Nederland, de eerste vijf kilometer wat fotograferen, m’n rugzak schikken en een flesje warme koffie drinken uit de automaten die overal langs de weg staan. Ook denk ik die eerste kilometers na over de haiku van de dag, die ik aan het eind van de dag op Insta en FB post met drie foto’s. Begonnen als een wat onwennig en houterig probeersel om de dag in samen te vatten, wordt dat gedichtje meer en meer het thema van de dag, een persoonlijk houvast dat me doet stilstaan bij hoe ik me voel en wat er op dat moment op m’n pad komt.
Ligt er een van de 88 tempels op de route, dan volg ik daar de inmiddels vertrouwde rituelen: handen wassen, bel luiden, kaarsje en wierook branden, naamstrook en geld deponeren, soetra’s opzeggen.
Onderweg rust ik soms op een bankje, soms op een steen en soms in een hutje, speciaal gebouwd voor pelgrims. Al wandelend eten en drinken, is uit den boze, dus ik pauzeer best vaak. Ik heb toch niets anders te doen dan wat te lopen. Overigens zijn dat natuurlijk vaak wél de uren waarin er vanalles gebeurt natuurlijk. Anders zou het wel heul doodgewoon worden…
Als m’n eindpunt in zicht komt, ontwaakt het thuisfront, althans, het oudere deel ervan. Tim videobelt me dan vaak en dan spraakwaterval ik de hele dag over hem uit, omdat ik óf alweer zoveel heb beleefd óf nog amper iemand heb gesproken die dag.
Tussen vier en zes uur kom ik doorgaans aan bij m’n slaapplek. Als het even kan heb ik daarvoor dan al een supermarktje -dat heet hier konbini, een Japanse verbastering van ‘convenience store’ (dat verbasteren doen ze met veel Engelse woorden)- bezocht om proviand voor de volgende dag in te slaan.
Vaste prik is een gelei-achtig drankje met stukjes, hoewel ik inmiddels ook pillen heb gevonden. Niet te hachelen, maar er zit magnesium in en dat schijnt tegen kramp te helpen. Een van de eerste nachten lag ik wakker omdat er kramp in m’n bilspier schoot. Daarna geen last meer gehad, dus het werkt!?! Ook een proteïnereep en fruit staan inmiddels standaard op m’n boodschappenlijst, en als ik warm en moe ben, ook een biertje.
Bij aankomst op de slaapplek, is het eerst schoenen uit en slippers aan. Dan naar je kamer die je dan weer niet mag betreden met de slippers. Ga je naar de wc dan wissel je daar van slippers, omdat je met de slippers die je elders in het gebouw gebruikt, niet de wc-vloer mag betreden. Ik ben nogal slecht met slippers en verlies ze voortdurend als ik een trap op of af moet. Ze zijn ook altijd vijf maten te groot…
Waar ik ook verblijf, de -meestal- gastheer verwacht dat ik eerst wil badderen. Dat gaat hier wat anders dan thuis. Je wordt geacht in de kimono, die voor je klaar hangt op je kamer, de badruimte te betreden (zonder slippers). Daar staat bij een lage douche een klein krukje -zo eentje die we thuis als opstapkrukje voor de hoge keukenkastjes zouden gebruiken- en een wasteiltje waar net een kop en schotel in zouden kunnen passen. Je krijgt een kleine en een grote handdoek. Met die kleine schrob je jezelf al zittend op het krukje onder de douche van top tot teen schoon, het is dus een soort grote washand. Heel lang en met heel veel overtuigingskracht. Het wasteiltje gooi je een paar keer leeg over je heen (ik dacht eerst dat het voor de voeten was, maar dat is dus niet zo; past ook helemaal niet). Het is ongehoord om je staand te douchen. Dat doe ik stiekem wel, want hoe kun je anders je billen wassen?! Als er echt geen huidcel meer loslaat, staat er, als je geluk hebt, in dezelfde ruimte een afgedekt bad. Je haalt er het deksel af en schuift erin. Het is heul heet, een graad of 42, dus soms begin ik maar eens rustig met één teen. Eenmaal ‘erdoor’ is het een weldaad voor de getormenteerde spieren en de beste manier om te ontspannen. Wat wel even wennen was: dat bad wordt dus niet geleegd. Voor en/of na jou stappen daar ook mensen in. Eigenlijk net zoals de jacuzzi in de sauna, maar op de een of andere manier vond ik dat toch even schrikken. Je hoopt maar dat degene voor je net zo proper aan het poetsen is geweest als jij. Ik weet niet hoe lang zo’n bad meegaat. Ik hoop dat het elke dag wordt ververst.
Tussen badderen en diner is er vaak even tijd om te schrijven, een volgende slaapplek te reserveren én om het bed op te maken. Dat is nog een andere eigenaardigheid. Het bed bestaat doorgaans uit een futon (een opklapbaar dun matras), een matrasbeschermer, een dik dekbed, een deken en een kussen, vaak met kersenpitten. Dat alles ligt in een compact stapeltje in een hoek van de kamer. Je wordt geacht er zelf een slaapplaats van te bouwen. Het is ook gebruikelijk om de hele mikmak ‘s ochtends af te halen en weer op een stapel te leggen.
Omdat ik een buikslaper ben en m’n gezicht er ‘s ochtends ook zonder afdruk van kersenpitten al tamelijk gebutst uitziet, vervang ik het kussen doorgaans door een tot kussen omgetoverde kimono.
Het diner is net als het ontbijt: eten wat de pot schaft. Soms is het rijst met prut, soms een tafel vol kleine, geraffineerde gerechtjes. Aan de rijst kom ik dan niet toe, omdat al het andere te lekker en te veel is.
Als het diner tegen half acht op is, trek ik me terug op m’n kamer en lees ik nog wat. Ik heb twee boekjes bij me, dus ik mag niet te veel lezen van mezelf. Aan nieuws of Netflix heb ik geen behoefte. Ook deel ik even tips met de mensen die voor en met mij op de route lopen.
Tegen half negen ga ik slapen. Moe, voldaan en dankbaar voor deze dag in dit malle, mooie land, en de reis van m’n leven…