Blessureleed (dag 33)
Het is een drukke, intensieve wandelweek, waardoor ik aan schrijven nauwelijks toekom. Ik liep bijna tweehonderdtwintig kilometer door bergen en veel in de regen. Dat is een gemiddelde van meer dan eenendertig kilometer per dag.
Ik schrijf deze dingen niet om te imponeren, maar vooral om mezelf een beetje wakker te schudden. Boeddha heeft me gisteren -nogal letterlijk eigenlijk- een halt toegeroepen.
Bij tempel 51, Ishite-ji, loop ik een grot in met in het midden van het looppad een rij boeddha-beelden. Vanuit de zon duik ik het donker in, mét zonnebril en nogal nachtblind, op m’n hielen gezeten door een Japans stel dat eigenlijk niet durft. De beelden staan niet in een rechte lijn.
In het filmpje dat ik aan het maken ben, zíe je het aankomen, maar in het echt is het veel donkerder dan dat.
Mijn rechterbovenbeen vol strak gespannen spieren stuit vól op een bemutste boeddha. Die geeft niet mee. Mijn stramme lijf ook niet. De knal ontwricht m’n linkerheup, die de klap probeert op te vangen. Kreupel verlaat ik de grot.
Normaal is het bij dit soort dingen: kusje erop en doorgaan. Maar beide gaan niet. M’n linkerbeen doet het niet meer goed. Ik kan m’n voet alleen nog met een zwabberende beweging neerzetten. Steken in m’n bil, m’n heup.
Eerst maar eens een bord troostsoep met ramen, Japanse noodles. Ik overdenk de plannen die ik had gemaakt: even een rustdagje met maar een kilometer of tien en daarna weer een paar lange trajecten van tussen de vijfentwintig en vijfendertig kilometer. Kan dat nog?
Lichte paniek, die ik onderdruk. Daar hebben we niks aan. Eerst maar eens kijken wat ik nog wél kan. De motor draaiend houden. Ik klim een trap op. M’n stok, m’n trouwe Kōbō-Daishi, komt me meer van pas dan ooit. Ik kom boven, ook weer beneden, maar m’n voet blíjft zwabberen. Ik loop de vier kilometer naar m’n hotel. Puur op wilskracht: de pijn en het gevoel dat er ‘iets niet goed zit’ blijven.
Als ik ben ingecheckt, laat ik me per taxi vervoeren naar de oudste onsen (publiek badhuis) van Japan. In het oude, prachtige bad, laat ik in het hete water m’n spieren ontspannen. Ik masseer ze, doe oefeningen, zoek de pijnpunten op. Daarna nog een kleine wandeling om ze soepel te houden en dan met een boemeltrammetje naar m’n hotel, waar ik gelijk een nachtje bij boek. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik de middelen heb om dit ‘lijden’ in luxe te ondergaan.
Met een van de laatste fantastische combinatiepillen paracetamol/slaapmiddel, die ik zes weken geleden (zo kort nog maar?!) in Amerika kocht, ga ik onder zeil. Morgen zondag. Rustdag!
Au! Wat een schrik! Hoop dat het snel beter gaat. Sterkte ❤️
Dankjewel. Hij doet het weer, zal’k maar zeggen.