Heuvel blijkt pukkel
Tempel 60, Yokomine-ji… het is een van de tempels die de O-Henro een beetje angst aanjagen.
Dat komt door de hoogtekaart in de Route Guide. Yokomineji steekt daarin als een van de hoogste ‘pukkels’ uit de bodem. In totaal is het hoogteverschil meer dan duizend meter. Zo hoog was ik nog niet eerder deze tocht.
Als ik in de vroege ochtendzon richting de bergen loop, probeer ik te raden welke van de keten het is. Ze zijn stuk voor stuk nogal indrukwekkend.
Omdat ik in twee nachten in hetzelfde guesthouse slaap, hoef ik m’n rugzak niet mee. Dat scheelt zeven kilo.
Bij een vendingmachine koop ik een flesje -naar ik denk- gezoete icetea, zoals bij ons Litpton of Fuzz smaakt. Helaas…
De zoete thee die ik heb gekocht, blijkt toffie te zijn, thee die in een koffiethermosfles heeft gezeten. Bah! Wie wil dat nu drinken?! Maar het is vocht en dat is wat ik op deze klim nodig zal hebben.
Het begint gemakkelijk met een kronkelweg die gestaag -twaalf procent- omhoog klimt. Zodra het pad off-road gaat, is het klimmen geblazen. In de sportschool thuis oefende ik dit: met acht kilo op de rug 1300 traptreden lopen in een gestaag tempo. Hier raak ik ergens halverwege de tweehonderd de tel kwijt. De treden zijn ook lang en niet zo regelmatig als bij de Basic Fit. Ik loop langs een riviertje met bruggetjes en watervallen. Het is schitterend! Echt zwaar wordt het niet, vind ik.
M’n lichaam is inmiddels zo geconditioneerd dat het na drie uur en rond de twaalf tot vijftien kilometer allerlei heerlijke stofjes vrijlaat: dopamine, serotonine, adrenaline. Als ik al pijn voel, verdwijnt die nu. Rusten hoef ik niet. Gewoon doorgaan tot de top. Heerlijk!
Ik hoor en zie een bonte specht, die er enorm vertrouwd uitziet en nog vertrouwder klinkt. Af en toe sta ik even stil om van de te genieten: een kabbelend beekje, het annemarieakoekoekvogeltje en verder stilte. In een wereld te lopen waar het dus nog echt stil kan zijn, zonder menselijke geluiden, ik vind het hier gek dat die plekken in Nederland nauwelijks nog aanwezig zijn.
Veel sneller dan gedacht en láng voordat ‘de knoll’n op bint’ bereik ik de tempel, die me een klein beetje tegenvalt. Tot nog toe is mijn ervaring dat deze hooggelegen tempels de mooiste zijn, magisch vaak, maar hier wordt hard in de tuin gewerkt en zijn er werkmannen in de weer. Ik ben niet diep onder de indruk… Ik brand er een kaarsje voor m’n zoon en z’n vrienden die deze weken aan het blokken zijn voor de tentamens. Bij het tempelwinkeltje koop ik vijf mini uiltjesbeeldjes die ik ze ga geven voor hun examens.
Ik ontmoet vier leuke Frans/Zwitsers die ik de rest van de dag blijf tegenkomen. Als ik m’n stempel heb gehaald, ga ik bergafwaarts. Drie uur naar de volgende tempel: Kōon-ji. In m’n afdeling kom ik pelgrims-buddy Andrew tegen. Altijd blij hem te zien.
Na zestig tempels denk je dat je wel een beetje een idee hebt, maar Tempel 61 is er eentje van ‘a total different kind’. Het lijkt nog het meest op een megalomane daad van een dictator: een enorm lang en donker gebouw, een enorm wit klokgebouw.
Van de schrik doe ik alles verkeerd: een kaarsje branden met de rug naar de tempel, geld deponeren waar dat helemaal niet moet… Gelukkig zijn er enkele autopelgrims die me de weg wijzen. Ik moet naar binnen, waar ik een soort kerkgebouw binnenga. Het hoofdaltaar en dat van Kōbō Daishi liggen naast elkaar, waar overduidelijk is wie hier de bovenboeddha is.
Ik wandel door naar de veel liefelijker en meer naar m’n smaak tempel 62 Hōju-ji, vlakbij m’n guesthouse. Van dit soort tempels houd ik het meest: compact, een oase middenin de gekte van een stadje en met bloesems…
Pas als ik twee tempels en anderhalve kilometer verder ben, merk ik dat ik m’n staf vergeten ben bij de vorige tempel. Geen probleem, ik kom er straks toch weer langs op weg naar m’n slaapplek.
Op weg naar Tempel 63 passeer ik een grote supermarkt en sla ik proviand in: fruit, yoghurt, rauwe noten en een biertje voor het einde van de dag.
Tempel 63, Kichijo-ji is ‘under construction’. De Fransen geven me een appel die ze zelf net hebben ontvangen als o-settai. Het is een complete maaltijd, zo groot. Net nu ik m’n staf ben vergeten is bij deze tempel is er een steen waar, als je je staf erin steekt, een wens mag doen. Heb ik weer…
Ook ik krijg bij het stempelloket een appel en een banaan met daarnaast een leuk hoesje, voor ik weet nog niet wat… M’n boodschappentas is inmiddels best zwaar.
Op weg naar tempel 64 Maegami-ji, stopt een auto naast me. De chauffeur geeft me een grote mandarijn en een yoghurtje. Hij lacht hard als hij m’n gevulde boodschappentas ziet. Fruit had ik in ieder geval niet hoeven kopen…
Bij Maegami-ji bestel ik een taxi om me terug te rijden naar m’n staf bij tempel 62. Deze tempel is te groot en te indrukwekkend om ‘even snel’ te doen. Ik haal m’n stempel, maar besluit morgen terug te komen.
Als de taxi stopt bij tempel 62 blijkt die gesloten. Mijn staf staat eenzaam en alleen waar ik hem heb achtergelaten, aan de andere kant van het hek. Als de taxi wegrijdt, leg ik alle spullen die me kunnen belemmeren aan de kant en wurm ik me klauterend door de omheining om m’n staf te pakken. Ik hoop dat ik deze dag genoeg heb geofferd om deze oneerbiedige daad glad te strijken…